Chevrolet Spark: Waarschuwingslampen, meters en controlelampen

Chevrolet Spark | Chevrolet Spark III (M300) Instructieboekje | Instrumenten en bedieningsorganen | Waarschuwingslampen, meters en controlelampen

Snelheidsmeter

<Type 1>

<Type 2>

Aanduiding van de rijsnelheid.

Kilometerteller

<Type 1>

<Type 2>

De kilometerteller geeft de afgelegde afstand aan in kilometers of mijlen.

Er zijn twee onafhankelijk van elkaar werkende dagtellers waarmee u de afstand kunt oproepen die is afgelegd sinds deze op nul gezet zijn.

Let op Om elke dagteller op nul te zetten, drukt u langer dan 2 seconden op de TRIP-toets van de instrumentengroep.

Toerenteller

<Type 1>

<Type 2>

Weergave van het aantal omwentelingen per minuut.

In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.

Brandstofmeter

<Type 1>

<Type 2>

Geeft het brandstofpeil in de tank aan.

Tank nooit leegrijden.

Door brandstofresten in de tank kan de hoeveelheid brandstof die kan worden bijgetankt kleiner zijn dan de gespecificeerde tankinhoud.

De bewegingen van de brandstof in de tank kan ertoe leiden dat de aanwijzing van de meter enigszins varieert tijdens remmen, accelereren en het nemen van een bocht.

Gevaar Voordat u gaat tanken, zet u de auto stil en schakelt u de motor uit. 

Controlelampen

De beschreven controlelampen zijn niet in alle auto's aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentuitvoeringen.

Bij het inschakelen van het contact lichten de meeste controlelampen korte tijd op bij wijze van functietest.

Betekenis kleuren controlelampen:

Rood = gevaar, belangrijke herinnering
Geel = waarschuwing, aanwijzing, storing
Groen = inschakelbevestiging
Blauw = inschakelbevestiging

Controlelampen in de instrumentengroep (type 1)

Controlelampen in de instrumentengroep (type 2)

Controlelampen in de middenconsole

Richtingaanwijzer

knippert groen.

Knippert

Controlelamp knippert bij ingeschakelde richtingaanwijzer of alarmknipperlichten.

Knippert snel: richtingaanwijzer of bijbehorende zekering kapot.

Gloeilamp vervangen, zekeringen, richtingaanwijzers.

Gordelverklikker

Gordelverklikker op de voorstoelen

van de bestuurdersstoel brandt of knippert rood.

van de passagiersstoel voorin brandt of knippert rood wanneer de stoel bezet is.

  1. Nadat het contact is aangezet, brandt de controlelamp tot de veiligheidsgordel is bevestigd.
  2. Nadat de motor draait, knippert de controlelamp 100 seconden en brandt dan continu tot de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
  3. Wanneer de auto meer dan 250 m heeft gereden of de snelheid is hoger dan 22 km/u bij een nietbevestigde veiligheidsgordel, knippert de controlelamp en klinkt het geluidssignaal gedurende 100 seconden.

Na 100 seconden brandt de controlelamp tot de veiligheidsgordel is bevestigd, waarna het geluidsignaal wordt uitgeschakeld.

Gordelstatus op de achterbank

van de achterbank brandt of knippert rood.

  1. Wanneer de motor draait en alle portieren zijn gesloten en de rijsnelheid is minder dan 10 km/u, branden de controlelampen voor de veiligheidsgordels van de achterbank tot de gordels zijn bevestigd.

    Wanneer niemand in de stoelen zit, wordt dit gedrag alsnog toegepast.

  2. Wanneer de rijsnelheid hoger is dan 10 km/u en alle portieren zijn gesloten, brandt de controlelamp voor niet-bevestigde veiligheidsgordels gedurende 35 seconden en gaan vervolgens uit ongeacht of er iemand op de achterbank zit.

    Als een veiligheidsgordel achteraan wordt vastgemaakt, gaat het controlelampje van de andere niet vastgemaakte veiligheidsgordel gedurende 35 seconden branden waarna het gedoofd wordt.

  3. Wanneer de status van een veiligheidsgordel achterin verandert van bevestigd naar niet bevestigd, terwijl de rijsnelheid hoger is dan 10 km/u en alle portieren zijn gesloten, dan knippert de controlelamp van de veiligheidsgordel tot de veiligheidsgordel is bevestigd en er klinkt 4 keer een geluidssignaal.

Driepuntsgordel.

Airbag en gordelspanners

brandt rood.

Bij het inschakelen van het contact brandt de controlelamp enkele seconden.

Brandt deze niet, dooft deze niet na enkele seconden of licht deze tijdens het rijden op, dan is er een storing in het airbagsysteem. De hulp van een werkplaats inroepen. De systemen treden bij een ongeval mogelijk niet in werking.

Problemen met de auto of geactiveerde gordelspanners of airbags worden aangeduid door aanhoudend branden van .

Waarschuwing Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats laten verhelpen. 

Gordelspanners, airbagsysteem,.

Airbag-deactivering

brandt geel.

Wanneer de controlelamp brandt, is de passagiersairbag voorin geactiveerd.

brandt geel.

Wanneer de controlelamp brandt, is de passagiersairbag voorin gedeactiveerd.

Airbag deactiveren.

Laadsysteem

brandt rood.

Brandt na het inschakelen van het contact en dooft vlak na het aanslaan van de motor.

Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt niet geladen. Motorkoeling wordt mogelijk onderbroken. De hulp van een werkplaats inroepen.

Storingsindicatielamp

brandt of knippert geel.

Brandt na het inschakelen van het contact en dooft vlak na het aanslaan van de motor.

Remsysteem

brandt rood (type 1).

brandt rood (type 2).

Brandt wanneer de handrem is gelost, als het rem- en koppelingsvloeistofpeil te laag is of als er sprake is van een storing in het remsysteem.

Remvloeistof.

Waarschuwing Rijd niet verder als het waarschuwingslampje voor het remsysteem brandt.

Als het waarschuwingslampje voor het remsysteem brandt, duidt dat op een defect in het remsysteem van uw auto.

Het rijden met een defect remsysteem verhoogt de kans op ongevallen en kan zodoende persoonlijk letsel en schade aan de auto en andere goederen tot gevolg hebben. 

Brandt nadat het contact is ingeschakeld en de handbediende handrem is aangetrokken. Parkeerrem.

Antiblokkeersysteem (ABS)

brandt geel.

Brandt na het inschakelen van het contact enkele seconden. Het systeem is na het doven van de controlelamp klaar voor gebruik.

Als de controlelamp na enkele seconden niet dooft of als deze tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.

Antiblokkeersysteem.

Transmissie

Versnellingsbakdisplay (type 1)

A/T brandt rood.

Wanneer het contact aanstaat, brandt het gedurende ca.seconden en moet het weer doven om te bevestigen dat de automatische versnellingsbak werkt.

Voorzichtig Als het systeem niet wordt ingeschakeld of na circaseconden niet uitgaat of als het tijdens het rijden wordt ingeschakeld, betekent dit dat er sprake is van een storing.

Ga met de auto zo spoedig mogelijk naar een erkende dealer. 

Overdrive uit

brandt geel.

Dit lampje gaat branden wanneer de overdrive-functie wordt geannuleerd.

Als u nogmaals op de overdrive-knop aan de zijkant van de keuzehendel drukt, gaat het OFF-lampje van de overdrive uit en wordt de overdrivefunctie geactiveerd.

Elektronische stabiliteitsregeling

brandt of knippert geel.

Brandt

Er zit een storing in het systeem. Verder rijden is mogelijk. De rijstabiliteit kan echter afhankelijk van de staat van het wegdek verslechteren.

Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats laten verhelpen.

Knippert

Het systeem is actief bezig. Het motorvermogen kan worden begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.

Elektronische stabiliteitsregeling.

Elektronische stabiliteitsregeling UIT

knippert geel.

Het systeem wordt gedeactiveerd.

Koelvloeistoftemperatuur

brandt rood.

Dit controlelampje geeft aan wanneer de koelvloeistoftemperatuur te hoog is.

Wanneer onder normale omstandigheden met de auto hebt gereden, verlaat u de weg, stopt u de auto en laat u de motor enkele minuten stationair draaien.

Als het lampje niet dooft, moet u de motor uitzetten en zo snel mogelijk naar een werkplaats gaan. Wij adviseren u contact op te nemen met een erkende werkplaats.

Motoroliedruk

brandt rood.

Brandt na het inschakelen van het contact en dooft vlak na het aanslaan van de motor.

Brandt bij een draaiende motor

Voorzichtig Motorsmering wordt mogelijk onderbroken.

Dit kan aanleiding geven tot motorschade en/of tot het blokkeren van de aandrijfwielen. 

Als het oliedruklampje gaat branden tijdens het rijden, gaat u naar de kant, stopt u de motor en controleert u het oliepeil.

Waarschuwing Bij uitgeschakelde motor gaat remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.

De sleutel niet uitnemen voordat de auto helemaal stilstaat, omdat het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd. 

Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen.

Motorolie.

Te laag brandstofpeil

brandt geel.

Brandt wanneer het peil in de brandstoftank te laag is.

Voorzichtig Rijd de tank van de auto niet helemaal leeg.

Dat kan schade aan de katalysator veroorzaken. 

Katalysator.

Grootlicht

brandt blauw.

Brandt bij ingeschakeld grootlicht en bij lichtsignaal. Groot licht/ dimlicht.

Mistlamp

brandt groen.

Brandt bij ingeschakelde voorste mistlampen.

Mistachterlicht

brandt geel.

Brandt bij ingeschakeld mistachterlicht.

Portier open

brandt rood (type 1).

brandt rood (type 2).

Brandt bij geopende portieren of een geopende achterklep.

PLUS SIMILAIRE:

 Chevrolet Spark. Algemene informatie

Service-informatie Het is voor de bedrijfs- en verkeersveiligheid en voor het behoud van de waarde van uw auto belangrijk dat alle servicewerkzaamheden met de voorgeschreven intervallen worden uitgevoerd. Registraties Bevestiging van het onderhoud wordt in de Servicehandleiding genoteerd. De datu

 Chevrolet Spark. Aanbevolen vloeistoffen, smeermiddelen en onderdelen

Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen Alleen producten gebruiken die getest en goedgekeurd zijn. Schade als gevolg van het gebruik van niet goedgekeurde materialen valt niet onder de garantie. Waarschuwing Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk en mogelijk giftig. Voorzichtig hanteren. In