Chevrolet Spark: Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling

Hendel omlaagbewegen, stuurwiel instellen, hendel omhoogbewegen en vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande auto en ontgrendeld stuurslot verstellen.
| Voorzichtig Wanneer een harde klap wordt gegeven op de stuurkolom terwijl het stuurwiel versteld wordt, of wanneer de hendel geblokkeerd is, kan dit schade veroorzaken aan onderdelen van het stuurwiel. |
Stuurbedieningsknoppen

U kunt het Infotainment-systeem bedienen met de knoppen op het stuur.
Claxon

indrukken.
Wis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers

Zet het contact in de stand ON en beweeg de ruitenwisser/sproeierschakelaar omhoog om de ruitenwissers in te schakelen.
OFF = Systeem uit.
INT = Intervalstand.
LO = Continu wissen met
lage snelheid.
HI = Continu wissen, hoge snelheid.
Voor een enkele wisserslag terwijl de ruitenwissers uitgeschakeld zijn, beweegt u de ruitenwisserhendel iets naar de INT-stand en laat u hem daarna los. De schakelaar keert automatisch terug naar diens ruststand.
De ruitenwissers zullen één slag maken.
Mist-functie
Om de ruitenwissers bij mist of motregen één slag te laten maken, moet u de ruitenwisserschakelaar iets naar de INT-stand bewegen en vervolgens weer loslaten. De schakelaar keert automatisch terug naar diens ruststand.
De ruitenwissers zullen één slag maken.
| Voorzichtig Een verminderd zicht verhoogt de
kans op ongevallen en kan zodoende persoonlijk letsel en schade
aan de auto of andere goederen tot gevolg hebben.
Zet de ruitenwisser van de voorruit niet aan als de ruit droog is of als de ruitenwisser geblokkeerd is door sneeuw of ijs. Het gebruik van de ruitenwissers onder deze omstandigheden kan schade aan het wisserblad, het ruitenwissermechanisme, de ruitenwissermotor of de voorruit veroorzaken. Controleer of de wisserbladen niet aan de ruiten zijn vastgevroren, alvorens ze bij koud weer in te schakelen. Als de wissers worden ingeschakeld terwijl het wisserblad is vastgevroren, kan de wissermotor beschadigd raken. |
Voorruitsproeiers

Hendel naar u toe trekken. Sproeiervloeistof wordt tegen de voorruit gespoten en de wisser maakt enkele slagen.
| Voorzichtig Bedien de ruitensproeier niet langer dan enkele seconden achter elkaar. Gebruik deze niet wanneer de sproeiertank leeg is. Op deze manier kan de sproeiermotor oververhit raken, met dure reparaties tot gevolg. |
| Waarschuwing Gebruik de ruitensproeier voor de voorruit niet bij temperaturen onder het vriespunt. Als sproeiervloeistof en wissers bij vriesweer worden gebruikt, kan dit tot een ongeval leiden. De sproeiervloeistof kan namelijk bevriezen op een bevroren voorruit en uw zicht belemmeren. |
Wis-/wasinstallatie achterruit

Om de wis/wasinstallatie van de achterruit te bedienen, moet u de hendel naar het instrumentenpaneel toe duwen.
Eén keer duwen: de ruitenwisser werkt continu aan lage snelheid.
Om sproeiervloeistof te sproeien, moet u de hendel nogmaals induwen.
| Voorzichtig Een verminderd zicht verhoogt de
kans op ongevallen en kan zodoende persoonlijk letsel en schade
aan de auto of andere goederen tot gevolg hebben.
Zet de ruitenwisser van de achterruit niet aan als de ruit droog is of als de ruitenwisser geblokkeerd is door sneeuw of ijs. Het gebruik van de ruitenwisser onder deze omstandigheden kan schade aan het wisserblad, het ruitenwissermechanisme, de ruitenwissermotor of de achterruit veroorzaken. Controleer bij koud weer of het blad niet tegen de ruit zit vastgevroren, alvorens de wisser in te schakelen. Dit om beschadigingen aan de wissermotor te voorkomen. Spuit bij vriesweer pas sproeiervloeistof op de achterruit als deze is opgewarmd. Bij temperaturen onder het vriespunt kan de ruitensproeiervloeistof op de ruit bevriezen, waardoor het zicht ernstig belemmerd kan worden. |
| Voorzichtig Bedien de ruitensproeier niet langer dan enkele seconden achter elkaar. Gebruik hem niet wanneer de sproeiertank leeg is. Op deze manier kan de sproeiermotor oververhit raken, met dure reparaties tot gevolg. |
Klok
<Type 1>

<Type 2>

De tijd wordt weergegeven in de instrumentengroep.
Als er geen klok in de instrumentengroep zit, wordt de tijd op het informatiesysteem weergegeven.
Tijd instellen
<Type 1>
Duw de toets CLOCK van de instrumentengroep langer dan 1 seconde in. Wanneer de uurweergave knippert, stelt u in op het juiste uur met behulp van de toets CLOCK.
Na ongeveer 1 seconde begint de minutenweergave automatisch te knipperen.
Stel de juiste minutentijd in met behulp van de toets CLOCK. De instelling wordt enkele seconden na de aanpassing zonder enige verdere bewerking voltooid.
<Type 2>
Druk op de knop MENU totdat de onderkant van het display knippert.
Druk gedurende meer dan 2 seconden op de knop SET/CLR en het schakelt over op de instelmodus.
Wanneer de urenweergave knippert, selecteer dan het uur
met de knop
of
(als de urenweergave gedurende meer dan 30 seconden
zonder enige activiteit knippert, gaat de tijd terug naar de invoertijd
voor de instelmodus) Druk na het selecteren van het uur op de knop SET/CLR
en de minutenweergave knippert.
Selecteer de minuut met de knop
of
(als de minutenweergave gedurende meer dan 30 seconden zonder enige
activiteit knippert, gaat de tijd terug naar de invoertijd voor de
instelmodus).
Druk na het instellen van de minuut op de knop SET/CLR.
Elektrische aansluitingen
Type 1

Type 2

Er zit een 12V-stekkerdoos in de voorste vloerconsole.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan 120 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgeschakeld, zijn de stekkerdozen gedeactiveerd.
De stekkerdozen worden ook gedeactiveerd wanneer de accuspanning te laag is.
Geen accessoires aansluiten die stroom leveren, zoals laadtoestellen of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Aansteker
Type 1

Type 2

Om de aansteker te bedienen, draait u het contactslot in de stand ACC of ON en drukt u de aansteker volledig in.
De aansteker zal automatisch naar buiten springen wanneer deze klaar is voor gebruik.
| Voorzichtig Oververhitting van de aansteker
kan de gloeispiraal en de aansteker zelf beschadigen.
Druk niet op de aansteker terwijl deze wordt opgewarmd. De aansteker kan hierdoor oververhit raken. Het bedienen van een defecte aansteker kan gevaar opleveren. Als de verwarmde aansteker niet binnen 25 seconden naar buiten komt, trek hem dan naar buiten en laat hem in een werkplaats repareren. Deze situatie kan letsel en beschadigingen aan uw auto opleveren. |
| Waarschuwing Wanneer u de auto met een
brandbare explosieve substantie, zoals een wegwerpaansteker,
achterlaat in de auto in de zomer, kan dat exploderen en brand
veroorzaken als gevolg van de temperatuurstijging in het
passagierscompartiment en de bagageruimte.
Zorg ervoor dat er geen brandbare explosieve substanties in de auto worden achtergelaten of bewaard. |
| Voorzichtig De aanstekerhouder mag alleen
voor de aansteker worden gebruikt.
Als er andere 12 V adapters in de aanstekerhouder worden gestoken, kan de zekering doorslaan of kan er een thermisch incident optreden. |
| Voorzichtig De cilinder van een werkende
aansteker kan erg warm worden.
Raak de cilinder van de aansteker niet aan en houd kinderen uit de buurt van de sigarettenaansteker. Het hete metaal kan letsel en schade aan uw auto of andere zaken tot gevolg hebben. |
Asbakken

| Voorzichtig Sigaretten en andere rookwaren
kunnen deze laten ontbranden.
Stop geen papier of andere brandbare voorwerpen in de asbak. Een asbakbrandje kan leiden tot persoonlijk letsel of schade aan uw auto en andere eigendommen. |
De draagbare asbak kan in de bekerhouders worden geplaatst.
Om de asbak te openen, tilt u het deskel van de asbak voorzichtig op. Sluit het deksel na gebruik stevig af.
Om de asbak te legen, draait u het bovenste gedeelte van de asbak een beetje linksom en verwijdert u het.