Chevrolet Spark: Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Houd u de eerste paar honderd kilometer aan het onderstaande om de prestaties en het brandstofverbruik van uw auto te verbeteren en te zorgen dat deze langer meegaat:
- Niet volgas wegrijden.
- De motor niet te hoge toeren laten maken.
- Niet abrupt remmen, tenzij er sprake is van een noodsituatie. Zo kunnen de remmen goed op elkaar inslijten.
- Abrupt remmen en optrekken alsmede lange ritten op hoge snelheden vermijden om schade aan de motor tegen te gaan en brandstof te besparen.
- Niet volgas optrekken in een lage versnelling.
- Geen andere voertuigen slepen.
Contactslotstanden

0 (VERGRENDE LEN) = Contact uit
1 (ACC) = Contact uit,
stuurslot opgeheven
2 (AAN) = Contact aan
3 (START) = Starten
| Gevaar Zet het contact tijdens het rijden
niet in de stand 0 of 1.
Voertuigondersteunende functies en rembekrachtiging werken dan niet, wat schade aan het voertuig, persoonlijk of fataal letsel kan veroorzaken. |
| Voorzichtig Laat het contact bij stilstaande
motor niet gedurende lange tijd in de stand 1 of 2 staan.
Hierdoor zal de accu ontladen worden. |
Motor starten
Motor starten met contactslot

- Sleutel in stand 1 draaien. Stuur iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen
- Handgeschakelde versnellingsbak: koppeling intrappen.
- Automatische versnellingsbak: Zet keuzehendel op P.
- Geen gas geven.
- Draai de sleutel in stand 3, terwijl u het koppelingspedaal en het rempedaal intrapt en vervolgens loslaat als de motor draait
Om de motor opnieuw te starten of deze af te zetten, sleutel in het contactslot eerst terugdraaien naar stand 0.
| Voorzichtig Laat de startmotor niet langer
dan 10 seconden achter elkaar draaien.
Als de motor niet start, wacht u 10 seconden totdat u het opnieuw probeert. Op deze manier wordt schade aan de startmotor voorkomen. |
Parkeren
- De auto niet op een licht ontvlambare ondergrond parkeren. De ondergrond kan door de hoge temperatuur van het uitlaatgassysteem mogelijk vlam vatten.
- Handrem altijd zonder indrukken van de ontgrendelingsknop
stevig aantrekken. Op aflopende of oplopende hellingen zo stevig
mogelijk.
Trap tegelijkertijd de rem in om de bedieningskracht te verminderen.
- Motor en contact uitschakelen.
Stuurwiel verdraaien totdat het stuurslot vergrendelt.
- Wanneer de auto vlak of op een oplopende helling staat, dan
moet u voordat u het contact uitzet de eerste versnelling inschakelen.
Op een oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Als de auto op een dalende helling staat, moet u de achterruitversnelling inschakelen voordat u het contact uitzet. Bovendien de voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
- Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem.