Chevrolet Spark: Kort en bondig
Basisinformatie
Auto ontgrendelen
Handzender
Toets
indrukken.
Ontgrendelt alle deuren. De alarmknipperlichten knipperen twee keer.
Handzender, centrale vergrendeling.
Stoelverstelling
Zitpositie

Aan handgreep trekken, stoel verschuiven, handgreep loslaten.
Stoelpositie, stoelverstelling.
Rugleuning voorstoelen
Aan de hendel trekken, de rugleuning instellen en de hendel loslaten. De stoel hoorbaar laten vastklikken.
Stoelpositie, stoelverstelling.
Zithoogte

Draai aan het handwiel aan de buitenkant van het stoelkussen tot het stoelkussen in de gewenste stand is versteld.
Stoelpositie, stoelverstelling.
Hoofdsteunverstelling

Hoofdsteun omhoog trekken.
Voor lager zetten de pal indrukken en de hoofdsteun omlaagduwen.
Hoofdsteunen.
Veiligheidsgordel

Gordel uit de oprolautomaat trekken, zonder te verdraaien voor u langs halen en de gesp in het slot vastklikken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd tot tijd strak trekken door aan de schoudergordel te trekken.
Stoelpositie, veiligheidsgordels, airbagsysteem.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel

Om verblinding te verminderen, aan de hendel aan de onderkant van de spiegelbehuizing trekken.
Binnenspiegel.
Buitenspiegels

Beweeg het hendeltje gewoon in de gewenste richting om de spiegelstand aan te passen.
Bolle buitenspiegels, elektrische verstelling, inklapbare buitenspiegels, verwarmde buitenspiegels.
Stuurwiel instellen

Hendel omlaagbewegen, stuurwiel instellen, hendel omhoogbewegen en vergrendelen. Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande auto verstellen.
Airbagsysteem, contactslotstanden.
Overzicht instrumentenpaneel
Type 1

- Elektrische spiegelverstelling
- Zijdelingse luchtroosters .
- Rijverlichting
- Claxon
Bestuurdersairbag - Instrumentengroep
- Wis- en wasinstallatie
- Middelste luchtroosters
- Infotainmentsysteem
- Controlelampen
- Alarmknipperlichten
- Passagiersairbag
- Handschoenenkastje
- Verwarming en ventilatie
- Schakelpook, handgeschakelde versnellingsbak
Automatische versnellingsbak - Gaspedaal
- Rempedaal
- Contactslot
- Koppelingspedaal
- Stuurwiel instellen
- Ontgrendelingshandgreep motorkap
- Koplampverstelling
Type 2

- Elektrische spiegelverstelling
- Zijdelingse luchtroosters
- Rijverlichting .
- Claxon
Bestuurdersairbag - Instrumentengroep
- Wis- en wasinstallatie
- Middelste luchtroosters
- Infotainmentsysteem
- Controlelampen
- Alarmknipperlichten
- Passagiersairbag
- Handschoenenkastje
- Verwarming en ventilatie
- Schakelpook, handgeschakelde versnellingsbak
Keuzehendel, automatische versnellingsbak - Gaspedaal
- Rempedaal
- Contactslot
- Koppelingspedaal
- Stuurwiel instellen
- Ontgrendelingshandgreep motorkap
- Koplampverstelling
- Klep zekeringhouder
- AUX-ingang, USB-ingang
- Stekkerdoos
Rijverlichting

Lichtschakelaar draaien
OFF = Al de lampen zijn uit.
= De achterlichten,
nummerplaatverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan branden.
= De koplampen en alle bovengenoemde verlichting gaat branden.
Verlichting.
Lichtsignaal, grootlicht en dimlicht

Om van dimlicht naar grootlicht om te schakelen, duwt u tegen de hendel.
Om het dimlicht in te schakelen, duwt u nogmaals tegen de hendel of u trekt eraan.
Grootlicht, lichtsignaal.
Alarmknipperlichten

Bediening met toets
.
Alarmknipperlichten.
Richtingaanwijzers

Hendel omhoog = rechts
Hendel omlaag = links
Richtingaanwijzers.
Claxon

indrukken.
Wis-/wasinstallatie
Voorruitwissers

OFF = Systeem uit.
INT = Intervalstand.
LO = Continu wissen met
lage snelheid.
HI = Continu wissen, hoge snelheid.
Voor een enkele wisserslag terwijl de ruitenwissers van de voorruit uitgeschakeld zijn, beweegt u de hendel naar de INT-stand en laat u hem daarna los.
Voorruitwissers.
Voorruitsproeiers

Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers, sproeiervloeistof.
Klimaatregeling
Achterruitverwarming, buitenspiegelverwarming
Type 1

Type 2

-toets indrukken om de verwarming in te schakelen.
Spiegelverwarming, achterruitverwarming.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
Type 1

Type 2

Draai de knop op
.
Voorruit ontdooien, voorruit ontwasemen.
Versnellingsbak
Handgeschakelde versnellingsbak

Achteruit: terwijl de motor stationair draait, trapt u het koppelingspedaal in en schakelt u de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden ingeschakeld, dan koppeling in de neutrale stand laten opkomen, koppeling weer intrappen en nogmaals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak.
Automatische versnellingsbak

P (PARK): vergrendelt de voorwielen.
Selecteer P alleen als de auto stilstaat en de handrem is aangetrokken.
R (REVERSE): selecteer R alleen wanneer de auto stationair draait.
N (NEUTRAL): neutrale versnelling.
D: deze rijstand dient voor alle normale rijomstandigheden. Hiermee kunt u de versnellingsbak in de vier voorwaartse versnellingen schakelen.
De vierde versnelling is overdrive waarmee de motorsnelheid en het geluidsniveau wordt verminderd en meer brandstof wordt bespaard.
2: Hiermee kunt u de versnellingsbak van 1ste naar 2de versnelling schakelen en wordt automatisch schakelen naar 3de of 4de versnelling voorkomen.
1: Deze stand vergrendelt de versnellingsbak in eerste versnelling.
Automatische versnellingsbak.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren
- Bandenspanning en -staat.
- Motoroliepeil en vloeistofniveaus.
- Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil, sneeuw of ijs en zijn gebruiksklaar.
- Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels.
- Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige remmen.
Motor starten

- Sleutel in stand 1 draaien. Stuur iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen
- Handgeschakelde versnellingsbak: koppeling intrappen
- Automatische versnellingsbak: Zet keuzehendel op P.
- Geen gas geven
- Draai de sleutel in stand 3, terwijl u het koppelingspedaal en het rempedaal intrapt en vervolgens loslaat als de motor draait
Om de motor opnieuw te starten of deze af te zetten, sleutel in het contactslot eerst terugdraaien naar stand 0.
Parkeren
- De auto niet op een licht ontvlambare ondergrond parkeren. De ondergrond kan door de hoge temperatuur van het uitlaatgassysteem mogelijk vlam vatten.
- Handrem altijd zonder indrukken van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken. Op aflopende of oplopende hellingen zo stevig mogelijk.
Trap tegelijkertijd de rem in om de bedieningskracht te verminderen.
- Motor en contact uitschakelen.
Stuurwiel verdraaien totdat het stuurslot vergrendelt.
- Wanneer de auto vlak of op een oplopende helling staat, dan moet u
voordat u het contact uitzet de eerste versnelling inschakelen. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een dalende helling staat, moet u de achterruitversnelling inschakelen voordat u het contact uitzet. Bovendien de voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
- Ruiten sluiten.
- Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem.
Sleutels.